Hoofdstuk 2 of 3
In uitvoering

Technologie aan de juiste didactiek koppelen (gratis)

TPACK: technologie aan de juiste didactiek koppelen

Volgend verschijnsel is schering en inslag: leerkrachten ontdekken een nieuwe tool, een nieuwe feature of app, en besluiten om die meteen in hun les te gebruiken. Dit is te kort door de bocht: de correcte aanpak is om eerst op zoek te gaan naar de juiste didactische werkvorm voor de lesinhoud om pas daarna een technologische keuze te maken. 

Het model dat we voor het maken van deze keuze gebruiken, is het TPACK-model van Koehler en Mishra (2009). TPACK staat voor Technological Pedagogical Content Knowledge. Het is een theorie voor leerkrachten die uitwijst welke stappen ze moeten ondernemen om efficiënt les te geven met behulp van technologie.

 

Het startpunt is je lesonderwerp: je vertrekt dus vanuit de leerstof die je die les behandelt. Vervolgens ga je op zoek naar de beste didactische werkvorm(en), zodat de leerlingen optimaal kunnen leren. Doceren, onderwijsleergesprek, zelfstudie, demonstreren, klasgesprek, groepswerk, zelfstudie, excursie… het zijn allemaal opties. Je zult merken dat niet alle leerkrachten dezelfde keuze maken. Dat is logisch: elke leerkracht heeft een eigen stijl en manier van lesgeven. Soms is het mogelijk om combinaties te maken van verschillende werkvormen. In andere gevallen merken leerkrachten dat er een bepaalde werkvorm niet optimaal is, dat ze een inschattingsfout maakten en daarom een volgende keer voor een andere werkvorm kiezen. Pas wanneer de keuze voor de beste werkvorm vastligt, wordt er beslist of er technologie gebruikt zal worden en welke technologie dan opportuun is. 

Stel dat een leerkracht lesgeeft over het verkeer, dan zijn er verschillende opties voor de werkvormen: een kleine excursie door de stad maken, demonstreren, de regels citeren, een klasgesprek over een mogelijk ongeval initiëren of een gevaarlijke verkeerssituatie als beginsituatie te hanteren zijn slechts enkele voorbeelden. Sommige vormen vereisen meer tijd, een budget, voorbereiding, capaciteit, enz. Deze randfactoren kunnen de keuzes van de leerkracht beïnvloeden, maar het is cruciaal dat het leerproces van de leerling steeds centraal staat. 

Zoals eerder uitgelegd zal de gekozen didactische werkvorm de vereiste technologie bepalen. Zo is er bij een excursie eerder een camera nodig, bij groepswerk een browser en PowerPoint, terwijl we bij demonstreren bijvoorbeeld lego kunnen gebruiken. Bij een klasgesprek is er dan weer helemaal geen technologie vereist.

Belgische leerlingen leren over koraalriffen met goedkope VR-brillen.

Een voorwaarde hierbij is wel dat de leerkracht de nodige technologieën kent. Wie niet weet wat er allemaal bestaat, kan ook geen gefundeerde beslissingen nemen, of zal technologie zelfs helemaal mijden. Een prima uitgangspunt om een idee te hebben van de technologieën die onderwijskundige toegevoegde waarde kunnen hebben is Jane Harts jaarlijkse Top 300 Tools for Learning. Je vindt ze op www.toptools4learning.com.

 

Een leerkracht mag nooit veronderstellen dat alle features van technologieën volledig tot hun recht komen in een klas. Het is niet omdat een tool bepaalde scenario’s mogelijk maakt, dat dit ook effectief vlot zal verlopen in/buiten de klas.
Koen Timmers licht hier een duidelijk voorbeeld toe:

Zelf had ik al tien jaar les gegeven via videoconferentietools (Zoom, MS Teams, Google Meet) in het volwassenenonderwijs voordat deze aanpak noodgedwongen opgepikt werd tijdens de COVID19-pandemie. De gemiddelde leeftijd van mijn cursisten is vijftig en ze leren tijdens mijn lessen websites bouwen. Hierbij heeft iedereen de microfoon en webcam standaard aan staan, zodat ze op elk moment vragen kunnen stellen en de betrokkenheid optimaal is. Door de pandemie moest ik echter ook ineens in een andere groep via Zoom lesgeven: 18-jarige toekomstige leerkrachten op Hogeschool PXL. Hier merkten we een vreemd verschijnsel: de studenten kozen er overwegend voor om hun microfoon niet te gebruiken, maar louter via chat te communiceren. Ook de webcam werd niet geactiveerd. Enkel wanneer hen expliciet opgedragen werd om de microfoon te gebruiken, deden ze dit. De randfactoren hebben bepaald dat sommige features in de technologie niet tot hun recht kwamen:

sommige studenten zaten niet goed in hun vel; 

de lessen werden opgenomen en studenten wilden voorkomen dat in deze opname foutieve antwoorden gegeven werden;

sommige studenten wilden hun privacy bewaken aangezien ze vaak noodgedwongen de les volgden in hun persoonlijke levenssfeer (kamer met posters, bed zichtbaar, kleine leefruimte, verouderde keuken, enz.);

sommigen vinden een voordeel van afstandsonderwijs dat je ook jezelf niet meer piekfijn moet verzorgen: kleding, haar, make-up, enz.; 

sommigen meldden enkel aan en volgden de les niet echt.

 

Hier volgt een contrasterend voorbeeld van collega Lore Duchateau:
In de cursus Frans voor Leerkrachten die ik geef, leren een aantal studenten uit de lerarenopleiding van Hogeschool PXL hun spreekdurf vergroten, werken ze aan hun basiskennis Frans en bespreken we didactische tips en tricks voor de Franse les op de lagere school. In deze online lessen moeten de studenten hun camera en microfoon wel gebruiken, omdat de lessen volledig op basis van interactief les volgen opgebouwd zijn. Ze werken de lessen af in groepjes via presentaties op Nearpod. Ondertussen schipper ik tussen de verschillende groepjes om vragen te beantwoorden of om te kijken welke moeilijkheden er zijn.
De studenten moeten samenwerken om bijvoorbeeld een luisterfragment te ontleden, vragen in een quiz te beantwoorden, of om een conversatie te voeren in het Frans. Spreken in het Frans vormt voor hen een grote drempel, die verlaagd wordt met behulp van non-verbale communicatie. Hoe kan je deze non-verbale communicatie aflezen? Op je scherm natuurlijk! Camera en microfoon worden in deze les dus niet geweerd maar gezien als een (noodzakelijk) hulpmiddel.

Een leerkracht mag er dus nooit van uitgaan dat de omstandigheden optimaal zijn en dat de technologie optimaal gebruikt zal kunnen worden. Daarnaast moet technologie natuurlijk ook beschikbaar zijn: studenten moeten bijvoorbeeld altijd een laptop ter beschikking hebben. Denk daarbij nog aan een stabiele internetverbinding, goede geluidskwaliteit en akoestiek, duidelijke beeldkwaliteit en ga zo maar door. Dit zijn slechts enkele belangrijke randfactoren om in je achterhoofd te houden wanneer je technologie wilt gebruiken in je lessen.